Beste mr. O.I.H.W.I. Korte (rechter), die mevrouw die naast u zat (juridische ondersteuning?), en de griffier (mevrouw V.C. Hartkamp), Recentelijk heb ik bij de Centrale Raad van Beroep (in Utrecht) een zitting meegemaakt voor het door mij ingediende (hoger) beroepschrift. Het betrof mijn aangevochten besluit van een andere rechter (aangaande de ingetrokken uitkering waar ik -toen- recht op had). De uitkerende instantie heeft die uitkering destijds geheel gestopt op basis van een verklaring over een door hen veronderstelde leefwijze met mijn vriendin. Daar kwam het in ieder geval in het kort op neer. Zowel u, heer Korte, als die dame rechts van u, kwamen op mij over als bijzonder zachtaardige en vriendelijke mensen, laat ik dat voorop stellen. Ik vond dat u, gezien de situatie, uw functie buitengewoon integer, beleefd en correct uitvoerde. En ondanks dat het natuurlijk heel fijn is dat ik een beslissing van een rechtbank heb mogen aanvechten via de CRvB, zijn mij tijdens het verloop van de hele gang van zaken een aantal dingen opgevallen die ik graag met u (en de wereld) wens te delen, omdat ze niet helemaal lekker voelen; Allereerst valt het op dat de mensen die bij zo'n Hoger Beroep aanwezig zijn…